Getijden
Intro

Het getij in België is semi-diurnaal. Dit wil zeggen 2 x hoog water (HW) en 2 x laag water (LW) per dag (24u). Als het water aftrekt, van HW naar LW, is het van de eb en als het water opkomt, van LW naar HW, is het van de vloed.
De waterstand = hoogte van het getij boven een referentieniveau. Er zijn verschillende referentieniveaus. Internationaal voor de zeevaart: op alle zeekaarten en ENC (elektronische zeekaart) gebruikt men L.A.T. (lowest astronomical tide). Dit is het laagst mogelijke LW. In de binnenvaart: waterstanden, hoogtes van bruggen- kunstwerken-dijken, sluisdrempels gebruikt men T.A.W. (tweede algemene wateraanpassing) als referentieniveau. Deze ligt altijd hoger dan L.A.T.. Hoeveel hoger is verschillend van plaats tot plaats. In Antwerpen ligt LAT 0.77m onder TAW, in Zeebrugge 0.23m. De getijhoogtes zullen dus altijd meer zijn dan tov LAT da´ TAW. Opmerking: de waterstand kan negatief zijn. Dan komt het water onder het referentieniveau.
Het verschil in meter tussen HW-LW noemt men het verval. In Oostende is het gemiddeld verval 3,80 m. In Zeebrugge 3,60m en in Antwerpen 5,30 m. In een maand is het 2 x springtij; 2 dagen na volle maan en 2 dagen na nieuwe maan, en 2 x doodtij; 2 dagen na eerste en laatste kwartier. Springtij ontstaat als de zon, maan en aarde in een rechte lijn staan en de aantrekkingskracht dus het grootst is. Bij springtij krijg je het hoogste HW en het laagste LW. Het verval zal dus het grootst zijn bij springtij. Doodtij is de omgekeerde situatie: laagste HW en hoogste LW, en dus het kleinste verval.
Getijstroming
Zoals hierboven vermeld kan het verval aan onze Belgische oostkust zo'n 3-4m zijn. Dat betekent dus dat er behoorlijk wat water verplaatst moet worden langs onze Belgische kust, wat dus wil zeggen dat er een stroming is: de getijstroming.
In België loopt deze evenwijdig aan onze kust. Bij vloedstroom stroomt het water naar het noordoosten (oostelijke richting) toe. In de praktijk staat er vloedstroom vanaf zo'n 1.5 uur na LW tot +- 3u na HW. Met een maximum stroomsnelheid rond 1 uur voor HW. De ebstroom stroomt naar het zuidwesten (westelijke richting) toe en staat er zo'n 3 uur voor LW tot 1.5u na LW met een maximale stroomsnelheid rond 2 uur voor LW. De ebstroom is altijd minder sterk dan de vloedstroom.
Dat wil zeggen dat het altijd eerder hoog water en laag water is in het westen dan in het oosten. Zo zal het bijvoorbeeld in Oostende eerder hoog water zijn dan in Blankenberge, in Blankenberge eerder dan in Heist en in Heist eerder dan in Antwerpen.
De kentering van het tij is als de stroom verandert van oostelijke naar westelijke richting of omgekeerd. Dit duurt ongeveer een halfuur. Dat wil in theorie zeggen dat er ongeveer 20 min zeer weinig stroming staat. Als het ebstroming wordt verandert de stroom van oostelijke richting (vloedstroom), over de noord (kentering), naar west (ebstroom). Als het vloedstroming wordt verandert de stroom van westelijke richting (ebstroom), over de zuid (kentering), naar oost (vloedstroom). Simpel gezegd: 1-2 u na LW wordt je de zee ingetrokken en 3u na HW zit de stroming richting land.
Tijdens springtij zal de stroomsnelheid maximaal zijn (hoogste verval) en tijdens doodtij minimaal (kleinste verval).
Opmerking: in Antwerpen verloopt de kentering anders: de vloedstroom stopt 56 min na HW en de ebstroom 32 min na LW. De kentering is een periode van 20 tal minuten dat er weinig of geen stroom is.


Hier spreken we over de stroming aan het wateroppervlak: als je op een surfplank ligt, waar wordt je naar toe gezet. Het is deze stroming waar de wind effect op heeft. Ze kan ze versterken of verzwakken. De vuistregel is: noord en westenwinden verhogen de waterstand, oostenwinden verlagen de waterstand.
Er is ook onderstroming: stroming ter hoogte van de bodem die je de zee intrekt. Dat is echter heel complex. Om het simpel te houden: je ziet grote golven, die toekomen en breken met veel kracht en witwater die je meesleurt. In feite, perfect om te surfen. Als je dit ziet, mag je er zeker van zijn dat er muistromen zijn (rip currents). Al dat water die toekomt met veel kracht, de golven gaan uiteindelijk breken op ondieptes: op bijvoorbeeld een zandbank of rif. Maar al dat water moet terug naar de zee. Er moet gecompenseerd worden. Het water zal terug naar de zee vloeien via de dieptes: bijvoorbeeld tussen 2 zandbanken in of langs een golfbreker (palen/stenen/pier). Het effect is dus zoals een trechter: een zeer sterke stroming richting de zee. Het gevaar hieraan is dat de automatische reflex is om terug proberen te zwemmen richting land, maar dit gaat niet, en je verdrinkt. Als je er aan wilt ontkomen zijn er 2 oplossingen: je probeert eruit te zwemmen in een richting evenwijdig met het strand (dus niet richting strand maar wel links of rechts) of je laat je gewoon drijven tot de stroming minder wordt en dan zwem je eruit naar links of rechts. Het trechtereffect zal uiteindelijk minder worden eenmaal je voorbij de break bent dieper in zee. De naam muistroom: mui is de nederlandse naam voor een diepte tussen 2 zandbanken in.
2 opmerkingen hierbij:
-muistroom is niet per se negatief: bijvoorbeeld denk aan surfers. Je moet eens proberen voorbij krachtig witwater en dan nog voorbij een zottere break te geraken met een surfplank Als je stevige armen en een paar technieken hebt ja. Maar je gaat dit geen uren aan een stuk doen. Het is slimmer om vanop het strand in de muistroom te gaan en je voorbij de break te laten drijven. Dan pak je een golf richting break en je zit op het strand. Als er een pier is, kun je ook gewoon voorbij de break geraken door van de pier te springen.
-2e bemerking is dat als er ergens een roofdier in de zee zou zitten, wit je wel, zoween met een grote vin op zijn rug, waar denk je dat hij gaat jagen..die wacht gewoon achter de break recht in de mui natuurlijk. Daar waar de visjes en ander aas in de problemen komt.. misschien een heel belachelijke redenering, maar als er hier orka's aanspoelen zal er hier af en toe wel eens een grote jongen passeren ook, denk ik. In de zee staan er geen wegwijzers e 😃
Voor de tekeningen zie meer op de pagina over stromingen.
Getij en timing
Aan onze kust zijn de golven het hoogst rond HW = hoogtepunt van de vloed. Maar dit is ook het moment wanneer er het meeste stroming (vloedstroming naar het NE toe) staat. In sommige omstandigheden is dit heel goed te doen, terwijl in andere omstandigheden kan het wel eens gevaarlijk worden.
Omstandigheden situatie 1
1) 1u voor HW = hoogtepunt (meeste stroom) van de vloedstroming (richting NO)
2) 2/3 dagen na volle of nieuwe maan = springtij = versterkend effect op de vloedstroming
3) sterke ZW wind e= versterkend effect op de vloedstroming richting NO
4) golven uit W (licht aanlandig)
5) je kiest voor een surfplek zonder beschutting uit de wind (geen havenmuur aan je linkerkant)
1+2+3+5 = veel stroming! Als je in Blankenberge in het water gaat met een luchtmatras zou je nog wel eens rapper of je wilt in Zeebrugge kunnen zitten. Je zal stevig mogen peddelen. En de vraag is maar of bij zo een sterke stroming de golven nog wel doorkomen zijn. Het moet nog een beetje plezant blijven ook.
Je zou het jezelf ook gewoon gemakkelijker kunnen maken. Zo kan je misschien beter een uur of 2 wachten tot de stroming minder wordt. En je kan intussen tijd naar een andere plek rijden met beschutting voor wind en stroom. Denk bijvoorbeeld aan de oostkant van een havenhoofd: Cadzand of Zeebrugge.
Omstandigheden situatie 2
1) 1u na HW = het laatste van de vloedstroom richting NE
2) Wind NE en golven uit N = werken de vloedstroming tegen
3) doodtij = minder stroming
1+2+3= stroming zal goed meevallen.
Waar kan ik het getij vinden?
Het getij is voor elke plek aan onze kust gratis verkrijgbaar online:
https://knokkeheist.com/nl/getijden-eb-vloed.php
https://blankenberge.info/nl/getijden-eb-vloed.php
Maak jouw eigen website met JouwWeb